donderdag 4 maart 2021

Nieuwe regels voor het deelnemen aan het bestuur van een vereniging of stichting

Nieuwe regels voor het deelnemen aan het bestuur van een vereniging of stichting.

Per 1 juli 2021 treedt de nieuwe Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen en verenigingen (WBTR) in werking.

De WBTR is het antwoord van de wetgever op de vraag naar maatregelen ter verbetering van de kwaliteit van bestuur en toezicht bij stichtingen en verenigingen in de semipublieke sector. 
Met ingang van 1 juli 2021 wordt de wettelijke regeling van de stichting en vereniging aanzienlijk uitgebreid en meer in lijn gebracht met hetgeen al geldt voor de vennootschappen (nv of bv).

Wat verandert er ?

Persoonlijk belang:
Voortaan geldt ook de regel dat een bestuurder die een persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting of vereniging, niet mag deelnemen aan het overleg en besluitvorming in het bestuur. Is daardoor geen bestuursbesluit mogelijk, dan neemt het toezichthoudende orgaan het besluit. Is er geen toezichthoudend orgaan, dan kan het bestuur toch het besluit nemen, maar dan moet wel schriftelijk worden vastgelegd hoe met het tegenstrijdig belang is omgegaan.

Tijdelijke afwezigheid bestuurder of vacature: 
Vanaf het moment dat de WBTR in werking treedt is het voor de stichting, vereniging verplicht om in de statuten te voorzien in een regeling voor gevallen van tijdelijke afwezigheid van bestuurder(s) of bij een vacature. Dit moet meegenomen worden bij een eerstvolgende statutenwijziging.

Ontslag van een bestuurder door de rechter:
Specifiek voor de stichting bevat de WBTR een nieuwe regeling ter modernisering en verduidelijking van ontslag van bestuurders of commissarissen door de rechter. Naar huidig recht zijn de mogelijkheden voor ontslag door de rechter beperkt. De rechter krijgt op grond van de nieuwe regelgeving meer beoordelingsvrijheid om een bestuurder of commissaris van een stichting te ontslaan wanneer het OM of een andere belanghebbende daarom verzoekt.

Aansprakelijkheid:
Op grond van de WBTR geldt dat bestuurders aansprakelijk kunnen worden gesteld voor kennelijk onbehoorlijk bestuur (of toezicht). Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer het bestuur niet heeft voldaan aan zijn administratieplicht of wanneer de jaarrekening, voor zover verplicht, niet tijdig is gepubliceerd. Voor niet – commerciële – stichtingen en verenigingen geldt gelukkig een verlicht regiem. Anders dan bij een vennootschap zal een curator bij dit soort instellingen expliciet moeten bewijzen dat de gebrekkige administratie een van de oorzaken van het faillissement is geweest. 

Zie voor meer informatie: https://wbtr.nl